Pleidooi voor toegepast onderzoek

Doordat steeds meer organisaties in het basisonderwijs en de kinderopvang intensiever met elkaar samenwerken, maken beide branches een majeure ontwikkeling door. Het beste voor kinderen realiseren, is wat hen drijft. Welke vorm van samenwerken je als organisatie ook kiest, het heeft gevolgen voor organisaties. Daar is in het land al best wat ervaring mee opgedaan. De eerste bestuurlijke fusies zijn al bijna tien jaar oud. Maar leren de branches wel genoeg van deze ervaringen? Wij vinden dat er vanuit een organisatie-en bedrijfskundige invalshoek, langjarig wetenschappelijk onderzoek nodig is. Wat leren we van de praktijkervaringen over samenwerken en cultuur? Wat helpt in de noodzakelijke organisatieontwikkeling? Hoe richt je een organisatie in, zodat kennis over kinderopvang en onderwijs zijn geborgd? Hoe maak je keuzes over integratie? Wat werkt wel en niet en in welke context en waarom?

Keuzes hebben gevolgen

Samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang is niet nieuw. Gelukkig niet. Waar vroeger afstemming plaatsvond tussen scholen en kinderopvanglocaties, gaan professionals er nu voor om samen het beste voor kinderen te creëren in een kindcentrum. In de praktijk verschilt de mate waarin en de vorm van samenwerking. Deze ontwikkeling op school- en locatieniveau heeft ook gevolgen voor de samenwerking op organisatieniveau. Wat wil je uiteindelijk realiseren en welke vorm heb je daarvoor nodig? Hoe ‘veel samen’ wil en moet je zijn? De een kiest voor een samenwerkingsovereenkomst; de ander voor een bestuurlijke fusie (en vele andere tussenvormen). Het samenwerken roept veel vragen op en de keuzes kunnen grote gevolgen hebben.

Cultuurverschillen en dan?

De afgelopen jaren is door een aantal partijen (SER, CPB, Taskforce) onderzoek gedaan naar wat er nodig is om de samenwerking te vergemakkelijken. De kinderopvang en het onderwijs zijn verschillend gereguleerd en georganiseerd. In de kamerbrief van van Gennip en Wiersma (26 april 2023) wordt een lange lijst opgesomd met de bekende knelpunten, zoals BTW, Cao’s, AVG en per thema wordt aangegeven welk onderzoek wordt gedaan of wordt uitgewerkt. In dezelfde kamerbrief wordt ook stil gestaan bij de cultuurverschillen. ‘De kinderopvang en het primair onderwijs hebben ieder een eigen cultuur. Deze diversiteit kan de samenwerking versterken, maar kan, wanneer de verschillen te groot zijn, deze samenwerking ook juist bemoeilijken.’ Dit knelpunt wordt in de kamerbrief niet verder uitgewerkt.

Meer dan verschillen tussen organisaties

De cultuur van een organisatie wordt in belangrijke mate beïnvloed door maatschappelijke verwachtingen (institutional logics), waaraan je moet voldoen om te kunnen voortbestaan (Bongers, 2018). Ze zijn diepgeworteld in normen, waarden en beïnvloeden in grote mate het gedrag in organisaties en van leerkrachten en pedagogisch professionals. Deze samenwerking dringt door in een diepere laag dan cultuurverschillen tussen teams of organisaties. Een andere verwachting zorgt ervoor dat er fundamentele vragen aan de orde zijn over waartoe en voor wie zijn we er? En dat voel je wanneer je met professionals in een kindcentrum praat. Uiteindelijk zal de samenwerking ertoe leiden dat de samenleving andere verwachtingen heeft over onderwijs en kinderopvang. Maar zo ver zijn we nog niet. Onderzoek naar cultuur en samenwerken in basisonderwijs en kinderopvang is cruciaal in het proces van samenwerken, ongeacht de vorm die je kiest.

Toegepast onderzoek is nodig!

Bestuurders van onderwijs en kinderopvang die in een samenwerkingsproces zitten doen hun uiterste best om de juiste dingen te doen. Voor zowel basisonderwijs als kinderopvang is het intensief samenwerken met een andere branche nieuw. Het heeft voor organisaties gevolgen, maar ook voor beide branches. Deze ontwikkeling verdient diepgaand en langjarig organisatie-en bedrijfskundige onderzoek, zodat de effecten van keuzes worden gemonitord en de context voldoende kan worden meegewogen. Dergelijk toegepast onderzoek naar de samenwerking kan in opdracht van brancheverenigingen door universiteiten of hogescholen worden uitgevoerd. Met de resultaten kunnen bestuurders van onderwijs en kinderopvang afwegingen maken voor en het leiden van hun eigen organisatie(s). Dat is ook het beste voor kinderen!